Fungus
Fungus - de hengst en de merrie lyrics
Your rating:
Onschuldig nog als kindren, ofschoon geen kindren meer Was Willem hoogst nieuwsgierig, Marietje evenzeer Marie vroeg: "Wat is liefde? Waarom zijn man en vrouw Waartoe toch dient het huwelijk?" En Willem antwoordt gauw " 'k Geloof dat om te kussen het huwelijk nodig is Kom, sluiten wij dan spoedig een echtverbintenis" Zij zet zich op zijn knieen, hij ziet haar boezem bloot En 't was of kus en aanblik hem vuur in de ad'ren goot Ook voelt hij iets bewegen, wat klein was werd hem groot En schelms vraagt hem Marietje: "Wat voel ik in uw schoot" "Ik kan 't u niet verklaren", zegt Willem met een zucht "Maar ik voel een zek're stijfheid en 't hindert mij geducht" Laat ons van plaats dan wiss'len, zet op mijn schoot u neer Zo, nu zal 't beter wezen, voelt gij geen spanning meer" "Gewis", 't wordt nog veel erger, nu ik uw borst aanschouw" "En 't wordt mij bang om 't harte, mijn keusje is mij te nauw" "Waarom u zelv'te plagen, (Geen mens die 't hier aanschouwt) Laat mij uw keursje openen. Wij zijn nu toch getrouwd!" "'k Zal," zo sprak Willem verder "U van uw angst bevrijn." "'t Zij!" antwoordde Maria, "Maar de oorzaak van uw pijn Wil ik dan onderzoeken, voorzichtig, met mijn hand Opdat 'k u niet bezere. Ai mij, 'k Heb mij gebrand!" En uit de gulp, van voren, volgt op haar hand, verwoed, Een ding, dik als een boonstaak, en schitterend van gloed Door blijde schrik bevangen, roept nu Maria luid, "Dit toonde gij mij nimmer, hoe hield gij zo iets uit Hoe kan gij dat verbergen, in zulk een nauwe broek Iets dat zo lang en dik is, zo vurig en zo kloek Gelijk een helm zo schittert die kop, als dons zo zacht Och, had gij hem maar eerder uit nood en druk gebracht" Maar Willem is getroffen bij 't zien van 't instrument "Ik zweer u, lief Marietje! 'k Heb 't ding nooit zo gekend 't Was klein en slap en nietig, gelijk een worm zo schraal Maar bij uw zoete kussen, werd het gelijk een paal! 'k Kan nauwlijks thans mij roeren en dan als men 't eens ziet" "Wel! Dek hem met mijn rokken, dan ziet men 't zeker niet" "Maar zeg mij in vertrouwen, Marietje, wat hebt gij Op 't plekje waar nu heden dat andere staat bij mij" Was 't antwoord van het wicht, "Een heuvel met een spleetje, met kroezig haar gedicht" "'k Zag nooit zoiets van dezen, och laat het mij eens zien" En zij, zij heft het rokje ver boven hare knieen Hij ziet de schone dreven, maar hij verstaat ze niet De tale daargeschreven, die smachtend zegt "geniet" Hij dekt ze met zijn kussen, hij streelt ze keer op keer En zucht, en hijgt en jammert, helaas, hij weet niets meer Maar daar schatert door de weide, het briesen van een paard Een hengst vervolgt een merrie, voor zijne drift vervaard Vergeefs, weldra geniet hij, der paarden minnevreugd En 't redeloos gedierte wordt Mentor voor de jeugd "Wat!" riep Marietje 't eerste, "Wat springt hij daar op haar Och Willem, zie eens even hij lijkt u op een haar O verschrikkelijk! Och, hij begaat een moord Want in een paar minuten is 't merrietje doorboord Neen, ziet, zij is geduldig, 't behaagt haar ook wellicht Zou dat soms 't huwelijk wezen, en 't werk dat wordt verricht" En Willem, die van wellust trilt als een espenblad Terwijl hij zijn Marietje in liefdegloed omvat Smacht: "Laat ons het beproeven, mijn zoetste maagdelijn 'k Zal doen gelijk de hengst doet, gij zult mijn merrie zijn" Tekst: H. Taal