O, ze hadden het goed bedoeld voor Margriet en Jan
Hadden de voorkamer opgeknapt
Drie oude stoelen wat opgelapt
Voor het jonge span
Dus daar niet van

En het ging heus wel die eerste paar maanden
Toen verloor Jan plotseling iets van dat lieve meegaande
Sloeg met z’n vuisten op tafel en zei:
‘Ik ben het zat al die stildoenerij
En rustig voor achter
En kan dat wat zachter
En hoe moet dat straks met dat kind erbij’    

Sinds die dag rook ook zij opeens die spruitjeslucht
Lag nachten wakker tot vier, vijf uur
Tot vader achter de dunne muur weer was uitgekucht
Van lieverlee slikte ze steeds meer kalmeringstabletten
En ze schold mee als ze ’t opklapbed uit moesten zetten

Steeds dat verschuiven van stoelen en zo
’s Ochtends weer die kleren op de crapaud
Zo’n treurig bende
En steeds die ellende
Van: ‘Jan, zet wat zachter die radio’

O, ze hebben het goed bedoeld met het jonge stel
Hebben ’s nachts heus wel eens iets gehoord
Zeiden de andere dag geen woord
Ze begrepen ’t wel
Jammer toch, dat die twee voor steeds op ruzietoon praten
Waar moest dat heen
Al hadden zij er niets mee te maken

Ach, als ze eerst maar dat baby’tje had
En met zo’n kind op die voorkamer zat
Dan werd het wel beter
Twaalf vierkante meter
Gebruik van de keuken en hartje stad