Een doos met rijst en roggemeel,
met vlees en vis in grote blikken,
tonijn, sardientjes en makreel.
Kom jongens, even beter schikken.

Dan gaat ook deze doos erin,
een doos met taart en limonade,
een marsepeinen zeppelin,
een haas van witte chocolade.

Wij rijden naar de radelozen,
wij snorren door de nacht,
wij rijden naar de radelozen,
de havelozen,
het volk dat op ons wacht.

Een doos met kleren, warme wol,
met shampoo, zeep en medicijnen.
Een doos met krijt, een wereldbol,
een skateboard, springtouw, speelgoedtreinen.

We zitten vol! Ho, stoppen, Koos!
Ik kan mijn kont al niet meer keren.
Dit wordt de allerlaatste doos…
Kijk, zeven roze teddyberen!

Wij rijden naar de radelozen,
wij snorren door de nacht,
wij rijden naar de radelozen,
de havelozen,
het volk dat op ons wacht.

Wij vliegen naar de vreugdelozen,
wij ronken door de nacht,
wij vliegen naar de vreugdelozen,
de hulpelozen,
het volk dat op ons wacht.