Al prijzen ze 't als hoogste levenslot
Van mij krijg je 't cadeau, dat 'sober leven'
Van uien ga je stinken uit je strot
Brood laat je tong maar aan je huig vastkleven
Voor mij geen bier of water. Ik bedank
Voor knoflook, geitenmelk en varkensvet
't Is mooi hoor: slapen op een zodenbank
Maar aangenamer in een veren bed
Nou jij weer. Weelde? Juist, daar zit het in
Pas als je baait in weelde, heeft het leven zin

Wie drinkt er nou toch uit een regenton?
Waar is de gek die grauwe broden vreet?
Want geen vogel tussen hier en Babylon
Houdt het maar één dag uit op zo'n dieet
Ha, schoon water om een dorre keel te spoelen
In plaats van kloeke wijn, is niet zo best
Of met een kil wijf liggen kroelen
Oe, in 't natte gras in plaats van 't warme nest
Da's goed voor 't klootjesvolk maar mij te min
Pas als je baait in weelde, heeft het leven zin

Meneren, zeg nou zef: al dat geleuter
Van 'soberheid' daar vlieg ik niet meer in
Het is me toch al bijgebracht als kleuter
Pas als je baait in weelde, heeft het leven zin