Vissen, zo lekker vissen
Vanuit m’n bootje met m’n hengeltje in de plas
Vissen zo lekker vissen
En geen gepieker wat zou komen of wat was

Vissen, we gaan uit vissen
Je moet ze lokken met een heel klein beetje aas
Vissen zo lekker vissen
Een stukkie brood, een beetje rijst, een brokje kaas

Zo lang ik asem
Vang ik brasem
Of ik nou karper vang 
Of bot
Alleen maar aandacht 
Voor m’n dobber
Zodra ik vis
voel ik me God

Vissen, ik ben aan ‘t vissen
Wat is dit leuk!
Ik wil dit altijd blijven doen
Vissen ik ben aan ’t vissen
Ik heb een karper beet
O nee, ’n ouwe schoen

Vissen, is dat nou vissen
stom zitten staren 
Naar een stukkie drijvend hout
Dit is ontzettend saai
Waar blijft die reuzehaai
Ik wil naar huis
Ik ben doorweekt
Ik heb het koud

Stil nou, niet zo veel praten
Je jaagt de vissen weg 
Dus hou even je kop
Er is genoeg geluld
Heb nou gewoon geduld
Je zal  ’s zien: 
Van vissen knap je reuze op

Vissen, zo lekker vissen
Wat je maar lekker noemt
Ik vind dit reuzestom
Ik krijg zo’n kriebel
Nee, geen gewiebel
Blijf doodstil zitten
Anders slaan we dadelijk om

Vissen, zo lekker vissen
Vanuit ons bootje 
Met de hengeltjes in de plas
 Vissen, zo lekker vissen
En geen gepieker
Wat zou komen en wat was
 Vissen, op paling leuren 
Of met m’n molentje hengelen op poon
Vissen, meneer is vissen
Geen teledit, geen teledat of telefoon

Zo lang ik asem
Vang ik brasem
Of ik nou karper vang 
Of bot
Alleen maar aandacht 
Voor m’n dobber
Ik voel me diep
Van binnen God

Vissen, laat ons maar vissen
Of het nou haring is of kabeljauw of sprot
Vissen, ik ben aan ´t vissen
Wat een genot
Wat een genot
Wat een genot