Refr.:
Alle dagen weer dank ik onze Lieve Heer
Want er komen meer en meer meisjes bij
Nu nog in de tienertijd, morgen plots een mooie meid
Met geduld komen die allemaal bij mij
Ja alle dagen weer, dank ik onze Lieve Heer

Misschien ben ik wel eigenaardig
Zit ik niet op de goeie lijn
Maar alle vrouwen vind ik aardig
Vooral die jong en heel mooi zijn

En kijk ik in een kinderwagen
Naar een kleine Annie, Truus of Madelein
Dan weet ik, het duurt maar zevenduizend dagen
Voordat ze allemaal óók zo’n kanjer zijn
Want ze worden groot, al zijn ze nu nog klein:

Refr.:

Soms gaat een meisje in het klooster
Ik zie dat dan met iets van spijt
Die moet ik schrappen van m’n rooster
’t Is jammer maar die zijn we kwijt

Maar daarentegen zijn er velen
Die, als ze nog een tiener zijn
De make-up van hun moeder stelen
En voor de spiegel staan te pronken met hun lijn
De worden groot, al zijn ze nog een maat te klein:

Refr.:

Als meisjes nou eens niet bestonden
Laten we eens zeggen dat dat kan
Dan werden ze door ons nú uitgevonden
En we maakten d’r meteen miljoenen van