D’r was eens een koning Gorilla genaamd
Een prachtexemplaar van een koning
Hij was om ‘z zuipen en vloeken befaamd
Hij had zich nog nooit om z’n ondeugd geschaamd
En vreesde voor straf nog onttroning
Dat monster verkoos zich een Duitse prinses   
Beroemd door talenten en gaven
Als ega, maar hij sloeg haar neer met de fles
Dan zich aan haar deugden te laven
Terwijl hij z’n huwelijkse plichten vergat
Zocht hij in bordelen verstrooing
O, wat een pracht van een koning was dat 
O, wat een pracht van een koning

Het kroost van Gorilla was net als papa
Verbraste het geld bij miljoenen
In Frankrijk, in Duitsland, Monaco en Spa
Doch overal liet ’t z’n schulden slechts na
En ‘t volk werd geplukt als kalkoenen
Dat kroost door Gods goedheid verdween van de aard
Door dierlijkheid, luiheid en weelde
Slechts d’ oude werd nog door de duivel gespaard 
Die hem met de wellust nog streelde
En toen hij geen mannelijk nakroost meer had
Schold hij op z’n vrouw als beloning
O, wat een pracht van een koning was dat 
O, wat een pracht van een koning

Gorilla, verzwakt zo naar lichaam als geest
Werd lijdend aan longen en lever 
Z’n aanhang voor spoedig bezwijken bevreesd
Bood hem slechts uit liefde der natie een feest
Gaf centen aan volk en jenever
Maar koningschap vierde z’n laatste banket
De slapende massa werd wakker
De werkman verfoeide die zedeloze pret
Voor een oude nietswaardige stakker
Hij hees niet de vlag door ’t bloed nog bespat
Maar juichte uit naam van z’n woning
 Het volk heeft z’n laatste Gorilla gehad
Weg met zo’n pracht van een koning